
Lîdje come l’ èfant, nosse Dame, di vosse coûr rissint l’ blam
Luik als een kind, Madame, voelt de vlam van uw hart
Iedereen in Luik kent dit beeld van Jean Del Cour, dat dateert uit de laatste jaren van de 17e eeuw. Hoewel het niet het enige beeld is dat aanspraak kan maken op de titel “mooiste maagd van Luik” (het beeld van Sint-Jan is een ernstige concurrent), is het een zeer mooi voorbeeld van de barokstijl. De drapering van de gewaden getuigt zowel van de uitbundigheid van deze artistieke stroming als van het vakmanschap van Jean Del Cour. Deze fontein werd, in opdracht van de burgemeesters van Luik, in een periode gebouwd waarin het wereldlijke en het religieuze vaak door elkaar liepen. De voorstelling van het Perron op de sokkel zou een allegorie van de stad zijn.
Net als in andere delen van Europa was de Mariaverering in Luik erg populair. Veel ‘potales’ (het Waalse woord voor kleine houten kapelletjes die vaak een voorstelling van de Maagd huisvesten) getuigen hier nog van. Deze ‘potales’ vindt men vaak in de oude straten van Luik, vooral op bepaalde ‘årvôs’ (de naam voor gewelfde doorgangen) die de ingang van verschillende steegjes markeren. Veel van deze houten kapelletjes vindt men nog steeds in de straten van Outremeuse, een wijk die trouwens bekendheid geniet omwille van zijn volksfeesten die op 15 augustus, de dag van Maria-Hemelvaart, plaatsvinden. Naast talrijke folkloristische evenementen wordt 15 augustus ook door de processie van de Zwarte Madonna gekenmerkt. Deze eindigt met een mis in het Waals.
Logischerwijs was de voornaam Marie zeer wijdverspreid. Het komt ook voor in veel Waalse uitdrukkingen zoals “Marêye tchafète” (de praatgrage Marie), “Marèye barbote” (de steeds actieve Marie), “Marèye frote-frote” (de door het poetsen geobsedeerde Marie), “Marèye tchipote” (Marie de muggenzifter), “Marèye ås zwites” (Marie souillon > de slons), enz.